2.3 – Energie richting

Energie kan ook een bepaalde richting op stromen of je kan energie ook in een bepaalde richting sturen, zodat de energie meer gekanaliseerd wordt richting een bepaald punt.

Om dit te ervaren kan je vanuit je stabiele basispositie met je rechterarm en rechterbeen naar voren gaan staan, focus vanuit deze positie op een punt voor je. Vraag vervolgens of een tweede persoon op jouw arm druk, om te proberen deze naar beneden te duwen, lukt dit? 

Op deze manier kan je ervaren wat de kracht is van kanaliseren in combinatie met focus en blikrichting.

Je kan dit gebruiken als je een bepaalde richting op wilt of bijvoorbeeld als aan je paard op de grond vraagt zijn achterhand te verplaatsen.


Opdrachten

  1. Lukt het om de arm-oefening met iemand uit te voeren? Kan je de energie door je arm voelen kanaliseren?
  2. Wanneer je je paard naar een bepaald punt wilt sturen of rijden, kan je daar dan ook weer gebruik van maken?
  3. Vraag aan je paard op de grond, om zijn achterhand om te zetten, kanaliseer hierbij duidelijk jouw energie door de achterhand van je paard heen. Hoe reageert je paard hierop?

Richting

De richting waarin de energie in de paard naar toe wil stromen is nauw verbonden met de scheefheden van je paard.
De energie zoekt als het ware de weg van de minste weerstand en het paard doet daar vrolijk aan mee.
Dat is vaak ook de uitdaging in het begin als je je paard iets nieuws wilt aanleren.
Want datgene wat je dan van je paard vraagt, voelt voor hem vaak niet het meest comfortabel en natuurlijk. Tegen een persoon kan je in de sportschool of tijdens de training nog zeggen: “Dit voelt even onnatuurlijk, maar als je dit bijvoorbeeld nog 10 keer doet, gaat het vanzelf goed voelen.”
Een paard moet echt dit zelf op den duur gaan ervaren. Tot die tijd is juist onze eigen intentie naar het paard toe van groot belang.

De energie kan verschillende richtingen op stromen:

Naar één van de schouders
Veel paarden hebben hierbij een voorkeursbeen.
Dit kan je in stilstand zien, doordat je paard vaak net met een voorbeen meer naar voren staat. Ook zal het optillen van de hoef aan die kant lastiger zijn, omdat je paard daar graag zijn gewicht op op zet.

In beweging kan je het zien aan waar hij zijn voorbeen plaatst, vaak zal dit dan met een been niet naar voren zijn, maar juist meer naar binnen of naar buiten.

Een handig hulpmiddel hierbij is je paard op een rechte lijn of op een volte te laten lopen, van de wand of omheining af (eventueel met pionnen als hulpmiddel) en hierbij te kijken in welke richting je paard van de lijn af wil wijken.

Op het moment dat je paard meer van de lijn naar binnen wil komen, valt hij op de binnenschouder. Vaak zal hij hierbij ook de andere kant op willen kijken, dus naar buiten toe.

Wil hij meer van de lijn af naar buiten toe, dus richting de wand of omheining, valt hij op de buitenschouder. Dit wordt ook wel over de schouder vallen genoemd. Vaak wil je paard hierbij (teveel) naar binnen kijken.

Meer gewicht op het binnenvoorbeen.

Deze voorkeur wordt ook omschreven als de verticale scheefheid waarbij je samengevat het volgende dus ziet:

  • Door verschuiving van het zwaartepunt kan het paard scheef t.ov. de grond komen te lopen (denk aan een motor die de bocht door gaat)

Kenmerken:

  • Het paard zal ongewenst versnellen om zijn evenwicht te houden
  • Uit zich in op of over een schouder vallen
  • Het rechtmaken begint bij verticaal evenwicht
  • Het paard zal vaak de teugel meer vastpakken op de kant waar hij naartoe valt

Je paard:

  • Op rechte lijn
  • Op volte
  • Werk met pionnen of aanknopingspunt
  • Meer naar jou toe, dan vallen op binnenschouder
  • Meer bij je vandaan, dan vallen op buitenschouder
  • Is er nog verschil tussen ernaast en erop (op de grond en onder het zadel)

Opdrachten

Op de grond:

  1. Bekijk wat je paard met zijn schouders doet op een rechte lijn – Binnen / Midden / Buiten
  2. Bekijk wat je paard met zijn schouders doet op een volte – Binnen / Midden / Buiten
  3. Is er nog verschil tussen linksom en rechtsom?
  4. Is er nog verschil per gang?

Onder het zadel:

  1. Bekijk wat je paard met zijn schouders doet op een rechte lijn – Binnen / Midden / Buiten
  2. Bekijk wat je paard met zijn schouders doet op een volte – Binnen / Midden / Buiten
  3. Is er nog verschil tussen linksom en rechtsom?
  4. Is er nog verschil per gang?

Naar de voorhand
Ook kan de energie meer naar de voorhand toe willen stromen. In zekere zin heeft een paard van nature meer gewicht op de voorhand in plaats van naar de achterhand. 

Het is aan ons om het paard zo te trainen dat hij in ieder geval zijn gewicht meer verdeeld en het liefst steeds meer naar de achterhand brengt.

Je zou je bij je paard een balletje midden in zijn lichaam voor kunnen stellen en daarbij kunnen inbeelden waar het naartoe wil rollen. Dat geeft een aardige indicatie van zijn zwaartepunt.

Deze voorkeur wordt ook omschreven als horizontale scheefheid waarbij je samengevat het volgende ziet:

  • De ongelijkmatige verdeling van het gewicht op de voorhand en de achterhand
  • Je zou dit als het zwaartepunt van je paard kunnen zien

Kenmerken:

  • In vrijheid vaak meeste gewicht op de voorhand
  • Dit vormt pas een probleem als het ruitergewicht er ook nog eens bij komt

Dit merk je onder andere aan:

  • Hangen op de teugels
  • Struikelen
  • Minder schoudervrijheid

Vertoont je paard symptomen als:

  • Hangen op de teugels
  • Struikelen
  • Weinig schoudervrijheid

Opdrachten

  1. Bekijk een foto van je paard in stilstand en beweging. Waar wil het zwaartepunt naar toe?

    Stilstand – Voor/ Midden/ Achter

    Beweging – Voor / Midden / Achter
  2. Bekijk je paard in beweging. Waar wil het zwaartepunt naar toe? 

    Voor / Midden / Achter
  3. Is er nog verschil tussen op de grond en onder het zadel?
  4. Is er nog verschil tussen linksom en rechtsom?
  5. Is er nog verschil per gang?

Plaatsing van het achterhand

Verder kan de energie van een achterbeen niet recht naar voren stromen maar juist meer naar binnen of naar buiten toe.

Hierbij plaatst je paard dan zijn achterhand duidelijker naar binnen of naar buiten toe, wat vaak samenhangt met de diagonale schouder.

Stel dat jouw paard linksom loopt en graag meer op zijn rechter schouder valt, dan zal hij vaak zijn achterhand meer naar links en naar binnen lopen.

Hierbij zie je dan of vaak een kortere pas van linksachter of het linkerachterbeen wordt meer schuin onder het lichaam geplaats naar rechtsvoor in plaats van naar voren.

Plaatsing van de achterhand naar binnen

Deze voorkeur wordt ook omschreven als de diagonale scheefheid, waarbij je samengevat het volgende ziet:

  • Diagonale verschuiving van het zwaartepunt

Kenmerken:

  • Paard loopt als het ware een beetje als een krab
  • Een achterbeen duwt het gewicht naar diagonale voorbeen
  • Bij linksgebogen paard meestal van linksachter naar rechtsvoor

Je paard:

  • Achterhand naar binnen 
  • Vallen op schouder
  • Rechtuit 
  • Volte

Opdrachten

Op de grond:

  1. Bekijk je paard op een rechte lijn, wil hij graag met zijn achterhand naar binnen of naar buiten lopen?
  2. Bekijk je paard op de volte, wil hij graag met zijn achterhand naar binnen of naar buiten lopen?
  3. Is er nog verschil tussen linksom en rechtsom?
  4. Is er nog verschil per gang?

Onder het zadel:

  1. Bekijk je paard op een rechte lijn, wil hij graag met zijn achterhand naar binnen of naar buiten lopen?
  2. Bekijk je paard op de volte, wil hij graag met zijn achterhand naar binnen of naar buiten lopen?
  3. Is er nog verschil tussen linksom en rechtsom?
  4. Is er nog verschil per gang?

Buiging van de wervelkolom

Tenslotte kan de energie ook een voorkeur hebben in welke richting hij makkelijker door de wervelkolom stroomt.

Net als een mens is een paard rechts of linkshandig en dit gaat gepaard met voorkeur van de buiging van de wervelkolom naar links of naar rechts.

Hierdoor zal de ene kant op de energie veel buigzamer en zachter aanvoelen en de andere kant op veel stugger en stijver.

Soms kan je wel hebben dat de kant waarop het soepel aanvoelt eigenlijk te veel inbuigt, waardoor het op de stijvere kant nog lastiger wordt.

Deze voorkeur wordt ook omschreven als de laterale scheefheid, waarbij je samengevat het volgende ziet:

Natuurlijke buiging in de wervelkolom, van nek tot staart, naar links of naar rechts.

Buiging van de wervelkolom naar links

Linksgebogen:

  • Linkerkant is de holle kant met korte, stijve spieren
  • Rechterkant is zijn bolle kant, met lange, slappe spieren
  • Buigt makkelijker naar links
  • Loopt lekkerder linksom in de rijbaan
  • Links minder contact, vaak overbuigen
  • Rechts vaak vastpakken 
  • Wanneer paard een mens zou zijn zouden ze met rechts schrijven/rechtshandig

Mogelijke oorzaken:

  • De ligging van het veulen in de baarmoeder
  • Veel handelingen gebeuren al eeuwenlang aan linkerkant van het paard
  • Scheefheid van de ruiter

Je paard:

  • Snoepjestest
  • Welke kant het makkelijkst op de grond of onder het zadel?

Opdrachten

In stilstand:

  1. Naar welke kant buigt jouw paard makkelijker? Links of rechts?

Op de grond:

  1. Op welke kant buigt jouw paard makkelijker? Linksom of rechtsom?
  2. Is er nog verschil per gang?

Onder het zadel:

  1. Op welke kant buigt jouw paard makkelijker? Linksom of rechtsom?
  2. Is er nog verschil per gang?